Nederland is al 36 jaar online
Nederland is al jaren een van de meest digitale landen van Europa. We hebben een van de sterkste digitale infrastructuur, hebben een zeer digitaal geletterde bevolking, en zijn koploper op allerlei gebieden rond innovatie en nieuwe ontwikkelingen. En dat is al lang zo. In 1986 werd de .NL domeinextensie voor Nederland de eerste niet-Amerikaanse domeinextensie die officieel geregistreerd werd. En afgelopen zondag vierde de eerste Nederlandse internetaansluiting al weer de zesendertigste verjaardag.
De fundamenten van deze aansluiting werden in Nederland, net zoals in de rest van de wereld, gelegd in de universiteiten. Al in 1982 werden de eerste internationale verbindingen gelegd binnen Europa, tussen universiteiten in het Verenigd Koninkrijk, Denemarken, Zweden en Nederland. Dat ging met het UUCP-protocol, een protocol waarmee verschillende computers die op het UNIX-besturingssysteem draaiden bestanden konden uitwisselen. Vier jaar later, in 1986 was EUnet leidinggevend in het invoeren van de TCP/IP standaard in Europa, de standaard die nog steeds de basis vormt voor vrijwel al het internet verkeer.
In het begin werkte EUnet vooral samen met hun Amerikaanse tegenhangers NSFnet, het netwerk dat in 1985 werd opgezet door de National Science Foundation (NSF), een onafhankelijk agentschap van de Amerikaanse federale overheid. De NSF investeerde in het opzetten van een netwerk tussen verschillende grote universiteiten, in de hoop om het makkelijker te maken om onderling gegevens uit te wisselen en de rekenkracht van hun verschillende supercomputers te delen. NSFnet was een zeer gesloten systeem, waar alleen overheidsinstanties en academische instellingen welkom waren.
CWI
De ontwikkelingen in Amerika werden vanuit Europa met veel interesse gevolgd. In Nederland werd het voortouw genomen door het Centrum Wiskunde & Informatica (CWI), in 1946 ingericht als het Mathematisch Instituut. Het CWI was vanaf het begin nauw betrokken bij de ontwikkeling van de informatica in Nederland, met ARRA I en II als de eerste computers die in Nederland in gebruik werden genomen.
Op 25 april 1986 nam het CWI ook het voortouw bij domeinregistratie. NSFnet werkte al enkele jaren aan het ontwikkelen voor een protocol omtrent domeinnamen, met extensies als .gov, .org en .edu die werden toegewezen aan verschillende organisaties om de communicatie makkelijker te maken. Het begon met .arpa, voor ARPANET, het netwerk van het Amerikaanse ministerie van defensie, het netwerk dat vaak wordt gezien als de grootvader van het internet. NSFnet hoopte dat met het opzetten van een systeem van domeinnamen het makkelijker zou worden om binnen netwerken organisaties te onderscheiden en een duidelijke hiërarchie aan te houden.
Het initiatief om .NL te registreren voor Nederlandse netwerken kwam van Piet Beertema, in de tijd systeembeheerder van het CWI en een van de meest actieve pioniers op het gebied van het Nederlandse internet. Hij diende zijn verzoek in bij RSFnet, en binnen drie weken was het .NL domein een feit. Het belang van Beertema binnen de ontwikkeling van het internet in Nederland blijkt wel uit het feit dat Beertema jarenlang persoonlijk alle registraties voor .NL domeinen afhandelde. Uiteindelijk werd tien jaar later de Stichting Internet Domeinregistratie Nederland (SIDN) opgericht om het beheer van de .NL domeinextensie te formaliseren.
Grijs gebied
Het CWI opereerde in een grijs gebied. Het beheer van de telefonie-infrastructuur waarop EUnet in Nederland opereerde was in Nederland, zoals in veel Europese landen in de tijd, in handen van een nationale organisatie, de PTT. En de PTT zag weinig in het faciliteren van dit soort complexe telefoonverbindingen voor het uitwisselen van data. Bovendien was veel van de apparatuur die essentieel was voor het draaien van EUnet, zoals de autodialers, voorlopers van de moderne modem die zelfstandig telefoonverbindingen tot stand konden brengen, technisch gezien illegaal. Voor de invoer hiervan moest het CWI altijd hopen dat het afgehandeld werd door een douane-agent die niet te veel kennis van zaken had en zo geen lastige vragen stelde.
Ook was de stabiliteit van de apparatuur niet altijd optimaal. Dat blijkt uit een incident waarbij door een fout in de hardware de telefoonverbinding tussen het CWI en de Verenigde Staten ruim 18 uur open bleef staan. Deze internationale telefoonverbinding zou het CWI ruim 5.000 gulden hebben gekost, ruim €2.300. Dat zou, als het ooit betaald was, een enorme rekening zijn voor die tijd. Tot de grote opluchting van het CWI kwam dit bedrag echter niet terug op de eerstvolgende telefoonrekening, waarschijnlijk omdat de verbinding van de Amerikaanse kant automatisch verbroken werd, of omdat het computersysteem van de PTT de langdurige internationale verbinding en de daarbij horende kosten als een fout in het systeem zag.
Deze strubbelingen met telecomaanbieders beperkten zich niet tot Nederland. Ook met de Amerikaanse telecomprovider AT&T lag het CWI regelmatig in de clinch, op een manier die de waarde van de internetverbinding waar ze aan werkten onbedoeld aantoonde. Voor de trans-Atlantische verbinding tussen het CWI en Amerikaanse universiteiten moest het CWI namelijk betalen aan AT&T, maar deze weigerde om de rekeningen via luchtpost te versturen. Het duurde gemiddeld ongeveer zes weken voordat de rekeningen uit Amerika en Amsterdam aankwamen, waardoor ze vaak vergezeld werden van aanmaningen omdat de eerdere rekeningen niet binnen de door AT&T gestelde termijn van vier weken betaald waren. Dankzij het moderne internet is de wederzijdse afhandeling van zo'n betaling een kwestie van seconden, of honderdsten van seconden als het systeem tweezijdig geautomatiseerd is.
De eerste verbinding
Toch blijven Beertema en het CWI doorwerken aan het uitbreiden en formaliseren van EUnet. De computers van het CWI vormen al een belangrijk doorgeefluik van de communicatie tussen EUnet en hun collega's bij NSFnet. Berichten vanuit Europa die voor Amerika bedoeld zijn worden op de servers van het CWI verzameld, en enkele keren per dag verzonden. Dat is echter nog geen directe real time verbinding. Daar komt op 17 november 1988 verandering in.
Het begon met een gesprek dat tegenwoordig dagelijks meerdere keren plaats vindt. Beertema klopte aan bij zijn collega Steven Pemberton om hem te laten weten dat het internet werkt. Pemberton bedankte zijn collega voor de update, maakte via de computer in zijn kantoor contact met een server in New York, en zag dat de verbinding werkte.
Het was een doodnormaal gesprek dat bijzonder werd doordat het de eerste keer was dat dit gesprek in Nederland, en daarmee ook buiten Noord-Amerika, gehouden werd. Vanaf nu kon het CWI, onder de door Beertema vastgelegde .NL domeinextensie, rechtstreeks communiceren met Amerika. De mails die vanuit het CWI voor EUnet over de Atlantische Oceaan werden gestuurd konden nu volledig automatisch ontvangen, verwerkt en doorgestuurd worden. Hiermee was Nederland er dus heel vroeg bij op het internet.
Pemberton en Beertema bleven ook na dit historische moment hun voortrekkersrol op het internet voortzetten, zowel in Nederland als globaal. Pemberton was onder andere de grondlegger van HTML en CSS, twee fundamentele protocollen waarmee websites worden gebouwd. Beertema bleef werken aan het beheer van de .NL domeinextensies en was nauw betrokken bij de oprichting van het SIDN, de stichting die ook nu nog beheert hoe websites de .NL vlag voeren. Dat hij bewust is van zijn status binnen de geschiedenis van de Nederlandse aanwezigheid op het internet blijkt wel uit de domeinnaam waaronder hij zijn eigen website voert: godfatherof.nl, oftewel 'peetvader van'.